Verschenen in: Den Haag Centraal
Door: Jan-Hendrik Bakker

Nicolette Smabers ontroert met fijnzinnig verhaal over tweeling


Rond de Haagse schrijfster Nicolette Smabers (1948) is het lang stil geweest. Haar laatste
roman, ‘De man van gas en licht’, stamt uit 2010. Maar nu ligt er een nieuwe, kleine roman met de merkwaardige titel ‘Vraag dat maar aan de pelikanen’. Voor wie verwacht had dat de roman op de een of andere manier zou breken met haar vroegere werk: dat is niet het
geval. ‘Vraag dat maar aan de pelikanen’ gaat net als haar vorige werk over familieverhoudingen en de tijdgeest. En het is minstens zo fi jnzinnig en met groot
gevoel voor details geschreven.
Smabers heeft zelf weleens verteld dat ze oorspronkelijk van plan is geweest een
non-fictieboek te schrijven over de Indische kant van de familie waaruit ze
stamt. Maar uiteindelijk kwam ze toch weer terecht in de haar vertrouwde vorm
van het verhaal en de roman, waarin de werkelijkheid de vorm van de verbeelding
krijgt. Als je deze roman uit hebt, kun je concluderen dat niemand daar een
moment spijt van hoeft te hebben. Deze vertelling is een prachtige, op zichzelf
staande geschiedenis over een op leeftijd gekomen tweeling die terugblikt op hun
geschiedenis. Over het hele verhaal hangt een waas van stil verdriet, dat weliswaar
moeilijk te traceren is maar onderhuids ontroert.

Nakomertjes

De roman is gebouwd rond de tweeling Bernard en Titia Veerman, nakomertjes
in een kinderrijke Haagse katholieke familie. Bij hun geboorte sterft de moeder, en de nogal
afstandelijke vader bemoeit zich daarna nauwelijks nog met het gezin. De tweeling wordt verzorgd en opgevoed door de oudere zussen. Meer dan anders bij tweelingen toch al het geval is, zijn de jongen en het meisje het belangrijkste gezelschap voor elkaar. De uitspraak ‘Vraag dat maar aan de pelikanen’ komt uit het privétaaltje dat de twee als kind ontwikkelden. Het betekent zoveel als: ‘doe niet zo moeilijk, je kunt niet alles weten.’
Bernard zegt het tegen Titia als die probeert de geschiedenis van de familie te achterhalen.
De geheimzinnige, verstopte kant van die geschiedenis heeft in het boek de vorm
van een oom, die af en toe komt opduiken. Deze oom Jules heeft duidelijke Indische
trekken in zijn gelaat en een zigeunerachtige uitstraling. Van de katholieke traditie
moet hij weinig hebben, evenals van het burgerlijke gerief dat in de jaren vijftig en
zestig nog bestond. De rest van de keurige familie beschouwt hem als buitenbeentje.
Hij is in feite persona non grata. Zijn aanwezigheid ontregelt de zekerheden
van het gezin. Het is een welbekend romantisch motief en Smabers houdt zich
op dit punt dan ook bepaald niet in.

Kritieke fase

Als het boek opent, is de verhouding tussen broer en zus in een kritieke fase beland. Het roomse verleden en het ongemak over de inmiddels allang overleden oom Jules spelen daarin een belangrijke rol. Titia is veel kritischer over hun verleden en ondernemender in het dagelijks leven dan haar broer en dat leidt bijna tot een breuk. Beiden zouden zich
willen verzoenen, maar vooral bij Bernard gaat het moeilijk. De urgentie echter om
het wel te doen is groot: hij staat aan het eind van zijn leven en heeft zijn tweelingzus harder nodig dan ooit. De Haagse duinen spelen in de geschiedenis van broer en zus overigens een subtiele rol. Hoe je deze vertelling precies wilt lezen, hangt natuurlijk af van de interesses die je als lezer meeneemt. Maar dat deze roman vooral draait om de broer-zusgeschiedenis en het verlangen om elkaar, wanneer ze de zestig dik gepasseerd zijn,
toch weer te vinden, is moeilijk te negeren. De verborgen Indische geschiedenis, het leed dat niet gekend mag worden en waar dat verwrongen bewustzijn toe heeft geleid, zijn wel belangrijk, maar het zijn vooral die broer en zus en de naderende dood die het verhaal een sterke poëtische kracht geven. Als je het uit hebt, zou je zo weer opnieuw gaan lezen.


Nicolette Smabers, ‘Vraag dat maar aan de pelikanen’. Uitgever: Kleine Uil. Prijs: € 22,50.