Verschenen in: Den Haag Centraal
Door: Thijs Kramer

Verhalen vertellen is een daad van liefde


Nicolette Smabers schrijft verhalen en romans waarin Den Haag nadrukkelijk aanwezig is. Haar nieuwe boek, De man van gas en licht, verhaalt van de familie Porceleyn die Nederlands-Indië achter heeft moeten laten, zich in Den Haag gevestigd heeft, maar eigenlijk naar Amerika wil. Alleen de zestienjarige dochter Eva heeft daar grote bezwaren tegen. Ze gaat op zoek naar de geschiedenis van haar familie en stuit op veel verhalen, ook verhalen die tot dan toe verzwegen bleven.

Sinds 1983 verschenen er drie verhalenbundels van uw hand, ze zijn inmiddels gebundeld onder de titel ‘De Franse tuin’. In 2004 verscheen wao eerste roman ‘Stiefmoeder’. Onlangs kwam uw tweede roman uit, ‘De man van gas en licht’. Hoe zijn de soms lange periodes tussen het verschijnen van uw boeken te verklaren?
Smabers: “Een boek schrijven is niet in een vloek en een zucht gedaan. Literair werk duurt gewoon lang. Ik schrijf heel zoekend. In de eerste fase van een nieuw boek weet ik nog helemaal niet waar het naartoe gaat. Ik schrijf fragmenten en daarna bedenk ik pas een verhaallijn. Vervolgens ga ik binnen die synopsis weer aan de slag. Ik schrijf nieuwe stukken, stel dingen bij, gooi het weer om en schrap. Het kost veel tijd voor ik tevreden ben en ook voordat alle onderdelen kloppen. De details mogen niet los blijven staan, maar moeten elementen in het verhaal gaan worden en op elkaar gaan reageren. Ik maak dus heel veel schrijfmeters voor ik tevreden ben. Dat is de reden dat er steeds vier jaar tussen een titel zit. Voor ‘“Stiefmoeder’ zit een gat van 12 jaar, maar in die periode heb ik wel kinderboeken geschreven. “Willibrord de haas’ en ook de andere dierenfabels zijn vrij literaire kinderboeken. In het boekenvak zijn de jeugdliteratuur en de ‘gewone’ literatuur echter gescheiden werelden. Dus veel mensen die mijn literaire werk volgen, weten vaak niet dat ik ook voor kinderen schrijf. Ik vind beide werelden interessant. Ook voor kinderboeken heb je artistieke wil nodig”.

In Smabers’ romans spelen kinderen ‚een belangrijke rol. Zowel in ‘Stiefmoeder’ als in ‘De man van gas en licht’ zijn het kinderen en jongeren op de drempel van volwassenheid, die kun gecompliceerde familiege schiedenissen onderzoeken. In haar laatste boek doet Eva Porceleyn dat door het gesprek met haar vader aan te gaan. Deze Freek Porceleyn is door het gedwongen vertrek uit Nederlands-Indië en door de oorlog een gebroken mens geworden. Hij vindt geen aansluiting met de naoorlogse Nederlandse samenleving.
Eva probeert tot hem door te dringen via de verhalen die hij haar vertelde toen ze nog klein was. Daarin ging het over de gebeurtenissen uit zijn eigen verleden, maar hij vertelde haar ook talloze sprookjes en allerlei eigen verzinsels. Zo zijn Eva en haar vader een fantasiewereld gaan delen, waar anderen geen toegang hebben. In die afgesloten wereld heeft hun taal eigen betekenissen ontwikkeld.

Waarom hanteert u in uw werk vaak het perspectief van het kind?
Smabers: “Het verbaast mezelf ook dat ik steeds weer zo’n vragend en zoekend meisje ontwerp. Misschien komt het doordat ik me gemakkelijk kan verplaatsen in dat kind van
vijf, zes of zeven jaar oud. Die periode heb ik sterk in mijn geheugen staan, al ik weet natuurlijk niet hoe kunstmatig dat inmiddels is, hoeveel ik achteraf construeer.
Ik heb een tamelijk eenzame kindertijd gehad, waarin ik veel zelf moest oplossen en in een eigen wereld leefde. Mijn fascinatie voor taal en voor verhalen verbind ik aan die periode. Misschien omdat ik toen bij gebrek aan contact heel veel op mijn eigen taal moest vertrouwen. Als taal intern blijft, ontstaan er rondom bepaalde woorden eigen

Een Haagse literaire traditie? Hij wordt vaak
genoemd, maar nooit omschreven

betekeniscirkels. Dat is wat vader Porceleyn aan Eva biedt, een wereld waaraan zij haar denkbeelden ophangt. De woorden verwijzen natuurlijk nog steeds naar de echte
wereld, maar krijgen daarnaast een eigen invulling. De verhalen die haar vader aan Eva vertelt, lijken geen onderling verband te hebben. Er is hooguit een vermoeden dat er
ergens een rode draad loopt. Maar ook zonder dat is het belangrijk dat die verhalen verteld worden. Later blijkt trouwens dat ze wel degelijk in verband staan met datgene wat
er later over de familie boven water komt”.

U weet het Den Haag van de jaren ’5o en ’6o van de vorige eeuw op een beeldende manier tot leven wekken. Het straatbeeld en het interieur van de huizen komen heel authentiek
over. En ook de taal van die tijd weet u te reproduceren. Kunt u daarvoor uit uw eigen geheugen putten?

Smabers: “Ik heb voor mijn romans vrij veel research gedaan. ‘Stiefmoeder’ speelt in het deel van Den Haag dat in de oorlog door de Duitsers in een vesting is veranderd en als zodanig deel uitmaakte van de Atlantikwall. Duizenden woningen, scholen en kerken zijn daar met de grond gelijk gemaakt. Een derde van de
Haagse bevolking moest evacueren. Het was letterlijk een kaalgeplukt‚ terrein. Voor de precieze omstandigheden heb ik wel het een en ander‚ uitgezocht. En als in mijn laatste boek de familie Porceleyn in 1947‚ vanuit Nederlands-Indië per schip‚ de Nederlandse kust nadert, drijven er ijsschotsen in zee, want het was een uitzonderlijk koude winter. Die dingen moeten gewoon kloppen. Aan de andere kant gaat er veel vanzelf. Je kunt het verleden weer oproepen, als je een ingang weet te vinden. Wanneer ik me voorstel hoe ik als kind naar school liep, kan ik weer heel veel voor me zien. Door me te concentreren kom ik heel dicht bij bepaalde situaties van toen. Ik kan in gedachten voor een etalage gaan staan en daarin de waren gaan bekijken. Kennelijk is mijn geheugen sterk visueel. Wat ik meherinner, hoeft natuurlijk helemaal niet representatief te zijn, het is
mijn blik als schrijfster”.

En hoe zit dat met Nederlands-Indië? Dat kunt u niet uit eigen ervaring kennen.
“Mijn grootouders zijn in 1870 daar naartoe vertrokken. Ze hebben zich eerst in Soerabaja gevestigd en zijn vervolgens door de hele archipel getrokken. Uiteindelijk zijn ze weer in Nederland terechtgekomen en hier gestorven. Maar mijn grootmoeder heeft zich op haar beurt ook weeer in Nederlands-Indië gevestigd. Samen met haar man dreef ze een restaurant in Semarang. Daar is mijn vader geboren. Ook via mijn moederskant zijn er banden. Familieleden hebben in de Japanse interneringskampen gezeten. Er waren al met al veel bindingen met Indië, vandaar dat ik vrij natuurlijk de familie Porceleyn kon ontwerpen. Het is een gezin waar precaire rassenscheidingen en standsverschillen van de Indische samenleving tussen broers uiting komen. De een is namelijk aanmerkelijk donkerder dan de
ander en krijgt dus te maken met de toen heersende discriminatie: Dat werkt vervolgens een heel leven door.”

Uw boeken bereiken nog niet een massaal publiek, maar krijgen in de literaire pers zonder uitzondering lovende kritieken. ‘De man gas en licht’ wordt een fijnzinnige Haagse roman genoemd. Ziet u uw werk in een Haagse Literaire traditie staan?
Smabers: “Wat is dat dan, die Haagsche literaire traditie? Hij wordt vaak genoemd, maar nooit omschreven.

Ingewikkelde familieverbindingen nostalgie naar een idyllisch leven ‘vroeger in Indië’ en veel statige Haagse huizen en straten.
Smabers: “Als auteur kan ik me zelf onmogelijk in welke traditie dan ook plaatsen. Dat moeten anderen doen. Ik zie ook dat…